Verbeelding en expressie

 

Carl Maria von Weber (1786-1826) was een sleutelfiguur in de vroege Romantiek en wordt vaak gezien als de grondlegger van de Duitse romantische opera. Zijn persoonlijke leven kende veel tegenslag: hij nam ontslag in Breslau in een vlaag van frustratie, werd gearresteerd wegens niet-betalen van rekeningen, verbannen uit Württemberg en was betrokken bij enkele schandalen. Als componist echter ging het hem voor de wind. Naast vele opera’s, concerten en toneelmuziek, was hij ook bekend om zijn religieuze muziek, vooral katholieke missen. In opdracht van het Londense Covent Garden schreef hij zijn laatste opera, Oberon (1826), gebaseerd op een sprookjesachtig verhaal dat verwantschap vertoont met Shakespeare’s Midzomernachtsdroom.

 

Zijn Oberon-ouverture opent de gelijknamige opera, een romantisch sprookje gebaseerd op het gedicht Oberon van Christoph Martin Wieland. Het verhaal draait om de elfenkoning Oberon, die na een ruzie met zijn vrouw Titania een geliefdenpaar wil testen. De ouverture is een instrumentaal stuk dat de luisteraar meeneemt door de opera en de sprookjesachtige en avontuurlijke sfeer oproept. Het is een van Webers meest geliefde werken: een poëtische mengeling van drama, lyriek en sprookjesachtige magie.

 

De ouverture volgt de klassieke sonatevorm, maar alle thema’s zijn ontleend aan de opera zelf. Het begin is betoverend: zachte hoornklanken leiden ons, fluisterzacht (pianissimo possibile), binnen in de feeënwereld van Oberon. Daarna volgen levendige contrasten: de mars van het koninklijk hof, een lyrisch liefdesthema en een speels klarinetmotief. Tegen het einde keren de hoornroep en de belangrijkste motieven terug in een rijkere, vollere orkestratie. 

De Franse componist Albéric Magnard (1865-1914) groeide op in Parijs, had de gebruikelijke pianolessen, maar leek aanvankelijk geen uitzonderlijk muzikaal talent te hebben. Hij studeerde rechten, diende in het leger en pas op latere leeftijd besloot hij zich volledig aan muziek te wijden. Aan het Conservatoire de Paris volgde hij lessen harmonie bij Théodore Dubois en compositie bij Jules Massenet, maar het was vooral zijn latere leraar Vincent d’Indy die hem diepgaand beïnvloedde.

 

Magnard stond bekend als een onafhankelijke geest. Hij schreef kritische artikelen in Le Figaro en schuwde scherpe oordelen over dirigenten en musici – wat hem niet altijd populair maakte. Als componist zocht hij een eigen weg, wars van de mode van zijn tijd. Dit bemoeilijkte echter het verkrijgen van uitvoeringen van zijn werken. Vanaf 1902 begon hij zijn eigen composities uit te geven (opus 8 tot opus 20). Tragisch genoeg kwam hij om bij een brand aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, waarbij ook een deel van zijn werken verloren ging. Zijn oeuvre is niet omvangrijk (22 opusnummers), maar beslaat diverse genres: twee grote opera’s, vier symfonieën, orkestwerken, kamermuziek en liederen. Zijn laatromantische, kordate stijl laat geen plaats voor sentimentaliteit en zijn muziek wordt zelden uitgevoerd, hoewel van de meeste werken meerdere opnames bestaan.

 

Zijn Suite d’orchestre dans le style ancien schreef hij in 1888, nog tijdens zijn studie bij d’Indy. Het werk is een hommage aan de Franse barok, met name aan Rameau, die d’Indy hem had leren waarderen. De suite bestaat uit vijf delen – Française, Sarabande, Gavotte, Menuet en Gigue – en combineert de sierlijkheid van 18e-eeuwse dansvormen met de rijke orkestrale klank van de late 19e eeuw. Het resultaat is tegelijk plechtig en levendig, klassiek van vorm en romantisch van geest.

Robert Schumann (1810-1856) was een Duitse componist, pianist, dirigent en een van de invloedrijkste muziekcritici van de 19e eeuw. Hij wordt gezien als een van de grootste componisten van de Romantiek. Zijn muziek is herkenbaar aan plotselinge stemmingswisselingen: hartstocht tegenover weemoed, somberheid naast uitbundig optimisme.

 

Schumann woonde enige tijd bij zijn pianoleraar Friedrich Wieck en werd verliefd op diens dochter, Clara. Hun huwelijk kwam er pas na een lange juridische strijd – vader Wieck verzette zich hevig. Uiteindelijk trouwden Robert en Clara, die zelf een briljante pianiste en componiste was, en samen reisden ze als muzikanten echtpaar door heel Europa.

 

In 1850 componeerde Schumann zijn Derde symfonie, bijgenaamd de “Rheinische”, in hetzelfde jaar dat hij met zijn gezin naar Düsseldorf verhuisde, waar hij werd aangesteld als muziekdirecteur. Zijn gezondheid liet te wensen over: hij kampte met achteruitgaand gezichtsvermogen, een constante piep in zijn oren, angstvisioenen en depressieve periodes. Drie jaar later probeerde hij zich zelfs in de Rijn te verdrinken, maar werd gered door vissers. Zijn laatste jaren sleet hij in een tehuis voor geesteszieken nabij Bonn.

De concerten zijn te bezoeken op de volgende data:

 

  • Zaterdag 1 november 20.00 in de Marekerk, Zandweg 126 in De Meern
  • Zaterdag 8 november 20.00 in de Kruiskerk, Mesdagplein 4 in Woerden

Een romantische reis langs de Rijn met Clara inspireerde Schumann tot het schrijven van zijn Derde symfonie, bijgenaamd de “Rheinische”. Schumann schreef aan zijn uitgever dat de rivier door zijn gedachten stroomde en dat hij deze muzikaal wilde verklanken. Het werk telt vijf delen en ademt de sfeer van de hoogromantiek. Twee middendelen hebben een uitgesproken pastorale kleur, met volkse dans- en serenademotieven. Het plechtige vierde deel is geïnspireerd op de kroning van de Keulse aartsbisschop tot kardinaal in de imposante Dom van Keulen. In de bruisende finale hoort men de uitgelatenheid van een volksfeest – een feestelijke afsluiting van Schumanns ode aan het Rijnland.