Sprookjes en Legenden

 

Na zijn successen als wonderkind, pianist, dirigent en ontdekker van de Matthäuspassion van Bach, besloten Mendelssohns ouders hem de wijde wereld in te sturen om zijn blik te verruimen. In april 1829 vertrok Felix per stoomboot naar Engeland en Schotland. Bij Schotland kwam het schip in een zware storm terecht. De indrukken van het natuurgeweld inspireerden Mendelssohn tot het componeren van de Hebriden-ouverture. Mendelssohn zou in totaal 10 keer Engeland bezoeken.

 

Later heeft hij zijn indrukken uitvoeriger gebruikt in zijn Symfonie 3 ‘de Schotse’ in a mineur opus 56, die echter pas dertien jaar later zou verschijnen. De componist heeft er bijna vijftien jaar voor nodig gehad om het werk definitief te voltooien. De bijnaam Schotse symfonie is met name te danken aan het tweede deel waarin nationale Schotse melodieën zijn verwerkt. In dit deel laat de componist de klarinet en de hobo de doedelzak imiteren. In 1842 verovert Mendelssohn als componist Engeland. Het vorstenpaar koningin Victoria en prins Albert, inmiddels vrienden van de componist, smeken hem om de première van zijn Schotse symfonie

in Engeland te laten opvoeren, aldus geschiedde in 1842. Wij spelen hieruit het eerste deel.

De Legendes op. 59 bestaan uit tien stukken geschreven door de Tsjechische componist Antonin Dvorák. Begin 1881 geschreven, oorspronkelijk voor pianovierhandig en later dat jaar door Dvorák zelf omgeschreven voor orkest.

 

Op 15 oktober 1880, de dag voordat Dvorák zijn zesde symfonie beëindigde, schreef hij aan zijn uitgever Simrock over zijn plannen voor de nabije toekomst en zei dat hij hoopte een pianocyclus af te maken, "Legends", zelfs de volgende maand al. Hij begon het werk echter pas op 30 januari 1881 te schetsen. De definitieve vorm van de pianoversie werd geschreven van 12 februari tot 23 maart 1881.

 

Hij droeg de compositie op aan de criticus Eduard Hanslick, die de cyclus met veel enthousiasme prees. De pianoduetversie werd midden 1881 gedrukt door de Duitse uitgeverij Simrock. In datzelfde jaar herschreef Dvorák de cyclus voor orkest. De orkestratie verschilt in elk afzonderlijk deel. Wij spelen de delen 1,3,4,7 en 8.

Ludwig van Beethoven schreef twee romances voor viool en orkest. De twee werken dateren beiden van rond het jaar 1800. Waarschijnlijk stonden enkele pianoconcerten van Mozart model voor deze romances. Romance 2 in F is de meest gespeelde van de twee. Dat Beethoven in staat was romantische muziek te schrijven, had hij in 1798 al bewezen met zijn

Sonate Pathetique. En wat te denken van zijn Mondscheinsonate uit 1801 met het prachtige, romantische middendeel!

 

Beethoven was een natuurmens. Elk jaar verruilde hij een aantal maanden het drukke Wenen voor het platteland, de dorpen of het woud. Hij was verknocht aan de schoonheid van de natuur en de rust. Voor dag en dauw trok hij er op uit. Zonsopgang en ondergang waren zijn favoriet, evenals stille landweggetjes en bospaden.

 

In een van zijn notitieboekjes die hij vanwege zijn doofheid altijd met zich meedroeg schreef hij: ‘Wat heerlijk is het toch om te vertoeven in de bossen. Het lijkt alsof iedere boom een gesprek met me voert.’

Ludwig van Beethoven zei eens over Gioachino Rossini dat de Italiaan ‘net zoveel weken nodig heeft als een Duitser jaren om een opera te schrijven’. Die opmerking over de snelheid waarmee Rossini componeerde gaat zeker ook op voor zijn opera La Cenerentola: in minder dan een maand tijd bracht de componist de opera van eerste opzet tot uitgewerkte partituur.

 

Om een opera als La Cenerentola in minder dan een maand van idee tot partituur uit te werken zag Rossini zich genoodzaakt uiterst efficiënt te werken. Hij hield zich, net als de meeste van zijn tijdgenoten, veelal aan vaste vormen en formules die het componeren aanzienlijk vergemakkelijkten. Ook leende Rossini regelmatig muziek van zichzelf. Dat deed hij vooral met zijn ouvertures. Zo klonk de ouverture van La Cenerentola ook al in de opera La gazzetta (Het Nieuwsblad) die Rossini een jaar eerder voor Napels had geschreven.

Introduction et Rondo Capriccioso, opus 28 is een compositie voor viool en orkest van de Franse componist Camille Saint-Saëns. Saint-Saëns schreef het werk in 1863 voor de vioolvirtuoos Pablo de Sarasate. De Introductie bestaat uit een droevige zangerige melodie; met het Rondo Capriccioso, wanneer de violist een serie van trillers speelt, zet het orkest stevig in, waarna er weer even een moment van rust komt. Hiermee krijgt de muziek een rondo-karakter.

 

Het stuk eindigt met een solo voor de violist, gevolgd door een kleine inzet van het orkest, waarna de violist er nog eens een vluchtige passage bovenop doet.

Anna Steenhuis is violiste, actief als kamermusicus, soliste, orkestmusicus en docente. Anna studeerde viool aan het Utrechts Conservatorium bij Chris Duindam en aan de Zürcher Hochschule der Künste bij Rudolf Koelman. Zij ontving masterclasses van Leonidas Kavakos, Schlomo Mintz en Kristof Barati. Anna speelt kamermuziekconcerten door heel Nederland, vooral met het kamermuziekinitiatief Cugnon Project.

 

Als freelancer speelde ze in orkesten als het Radio Filharmonisch Orkest, het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Royal Northern Sinfonia en het Balletorkest. Naast haar activiteiten als uitvoerend musicus geeft Anna al ruim tien jaar vioolles en leidt ze een

kamermuziekproject voor jonge strijkers.

De concerten zijn te bezoeken op de volgende data:

 

  • Zaterdag 2 november 20.00 in de Marekerk, Zandweg 126 in De Meern
  • Zaterdag 9 november 20.00 in de Kruiskerk, Mesdagplein 4 in Woerden